‘Moeder, waarom is papa weg?’
Moeder keek haar dochter aan en zei; Ík weet het niet lieverd. Ik weet niet waarom papa weg is gegaan.’
‘Vond hij ons niet meer lief?’ vroeg het meisje weer.
Moeder ging op haar knieën zitten en keek haar dochter recht in haar oogjes aan. ‘Lieverd echt, ik weet niet waarom papa weg is gegaan. Opeens pakte hij zijn spullen en reed met de auto weg.’
‘Hadden jullie ruzie mama, is papa daarom weg gegaan?’
Moeder schudde haar hoofd; ‘Nee, wij hadden geen ruzie. Wij hadden nog voordat je vader wegging vreselijk gelachen.
Wij hebben gelachen over hoe wij jou zagen spelen. Wij genoten zó van jou spel.
Jij die in de tuin achter een vlinder aan rende, en de vlinder van de ene bloem naar de andere bloem vloog. Toen je haar bijna te pakken kreeg vloog ze naar de zon.
Jij keek toen zo beteuterd.
Het gezichtje wat je toen opzette.
Ja, daar hebben we samen nog zo om gelachen.’
‘Vreemd’, zei het meisje.
‘Heeft u daarna nooit meer iets van vader gehoord?’
Moeder schudde haar hoofd weer van nee.
Het meisje sloeg haar armpjes om haar moeders hals en gaf haar een zoen op haar wang. ‘Dan zijn wij nu met zijn tweeën hè?’
Moeder knikte verdrietig van ja. Haar tranen liepen over haar wangen.
Maar ze wist dat elke dag dat hij langer weg was, haar liefde voor hem ook minder zou worden. Ze droogde haar tranen, lachte naar haar kindje, tilde haar op en liep naar buiten, de warmte van de zon tegemoet.
Geschreven door Jolanda Rhijnsburger