Het is koud.
Een jongen kijkt uit het raam en ziet de sneeuwvlokken op de grond vallen.
Hij is verdrietig en huilt zachtjes terwijl hij naar buiten kijkt.
Hij was niet uitgenodigd voor het verjaardagsfeestje van zijn beste vriendje.
Tenminste, hij dacht dat het zijn beste vriendje was.
Hij kon het niet bevatten wat er zich voor hem had afgespeeld.
Elke dag ging hij blij naar school.
Hij keek er altijd naar uit om weer te mogen voetballen met zijn vriendjes op het schoolplein. Ook vanmorgen ging hij opgewekt naar school.
Heerlijk weer voetballen.
Hij mocht vandaag de ploegen verdelen en wist al wie hij in zijn groepje wilde hebben.
Maar bij aankomst was er iets anders aan de hand.
Zijn beste vriend deelde kaartjes uit. Kaartjes met uitnodigingen voor zijn verjaardag. Tijdens het uitdelen stonden alle vriendjes om hem heen. Iedereen was blij.
Fijn een feestje! Ja, daar hadden ze allemaal wel zin in.
En zo werden de verjaardag uitnodigingen uitgedeeld.
Mark kreeg er één en toen Sven, daarna Arjen en Bas.
Toen had zijn vriendje nog één kaartje in zijn hand.
Nog altijd naar buiten starend, dacht de jongen weer terug aan dat ene moment.
Hij dacht echt dat die kaart voor hem was.
Hij wilde zijn hand al uitsteken om de kaart aan te pakken.
Maar zijn vriendje draaide zich om en gaf de kaart aan Christiaan!
Verdrietig stond hij voor het raam en keek weer naar buiten.
Het sneeuwde nu nog harder.
In de verte tussen de bomen zag hij iets bewegen.
Er kwam iemand naar zijn huis toe gelopen. Hij kon niet goed zien wie het was.
Het was ook al bijna donker.
De persoon kwam dichter en dichterbij, totdat hij voor het raam stond.
Nog kon de jongen niet zien wie er voor zijn raam stond.
Zijn jas was helemaal wit van de sneeuw en hij had een capuchon op.
De persoon deed nog een stapje dichterbij en deed zijn capuchon af.
Deed zijn arm omhoog en had in zijn hand een kaart vast.
Het was zijn beste vriendje! En hij had een uitnodiging bij zich!
Snel deed de jongen de schuifdeur open en liet zijn vriendje binnen.
‘Het spijt me zo’, zei zijn vriendje. ‘Ik heb hem op de keukentafel laten liggen.
Ik wilde hem meenemen naar school, maar ik had hem apart gelegd, omdat ik voor jou een andere kaart had gekocht dan voor de rest.’ En hij gaf de jongen de uitnodiging.
De jongen maakte de kaart open en zag aan de voorzijde een jongen die aan het voetballen was.
Binnenin stond beschreven wanneer het feestje was en om hoe laat het begon.
Ook stond er: ‘Voor mijn allerbeste vriend.’
De jongen lachte, hij was er heel blij mee.
‘Kom!’ zei hij.
Hij liep naar de kapstok, deed zijn jas aan en de buitendeur open.
Tot laat in de avond hebben ze sneeuwgevechten gehouden en ook een sneeuwpop gemaakt.
En een uil in de boom recht boven hen, had alles gadegeslagen en keek met een tevreden blik naar beneden.
Jolanda Rhijnsburger