Het is nog vroeg en de zon komt langzaam op.
Een klein Elfen meisje doet de deur van haar huisje open en kijkt vanaf de berg het dal in. Iedereen slaapt nog en ze glimlacht.
Ze gaat op een grote steen staan die aan de rand van de berg staat.
Kijkt nog eens naar deze stille wereld onder haar, en zingt dan haar eerste noot.
Zuiver als de mooiste nachtegaal, zingt ze de andere Elfjes in het dal wakker.
Zelfs de vogels worden wakker en rekken hun vleugels uit.
Het belooft een mooie dag te worden, en wanneer iedereen wakker is geworden, stapt het kleine Elfen meisje van haar steen af, en loopt richting haar huisje.
Naast haar huisje staan een paar bomen die hoog de lucht in reiken.
In één van de bomen woont de wijze uil.
Elke morgen en elke avond zegt het kleine Elfen meisje: ‘Goedemorgen uil’ en ‘Goedenavond uil’.
Hij is de enige die voor haar wakker is en na haar gaat slapen.
Het kleine Elfen meisje had hier over nagedacht en was tot de conclusie gekomen, dat dit wel een hele wijze uil moest zijn.
Deze morgen nadat ze haar ochtendlied had gezongen, liep ze naar de boom toe en keek omhoog.
‘Goedemorgen uil, heb je lekker geslapen?’
De uil keek naar beneden en zag daar het kleine Elfen meisje staan.
Vloog van zijn tak af en daalde voor haar voeten neer.
‘Dag lief Elfen meisje, fijn dat je mij opmerkte.
Ik heb al een tijdje jou gadegeslagen en ik ben blij dat je nu naar me toe bent gekomen.
Je vraagt je zeker af, waarom ik voor jouw wakker ben en pas na jou ga slapen?’
De kleine Elf knikte met haar hoofdje.
‘Ja lieve uil. Het was me inderdaad opgevallen dat jij eerder wakker was.
Dan ben je zeker een hele wijze uil.’
De uil glimlachte naar het meisje, maar keek daarna weer zorgelijk.
‘Wat is er uil?’ vroeg het Elfen meisje.
De uil keek het meisje met tranen in zijn ogen aan.
‘Ach lief kind. Ik heb zo’n groot probleem, maar ik weet er geen raad mee.
Ik heb al van alles geprobeerd, maar ik dring niet door in hun gedachtewereld.’
Het Elfen meisje liep naar de uil toe en sloeg haar armpje om hem heen.
‘Vertel me nu eens wat er aan de hand is, misschien kan ik je helpen.’
De uil keek haar met zijn grote betraande uilenogen aan.
‘Ik hoop het mijn kind, echt ik hoop het.
Ik zie geen oplossingen meer, misschien dat jij met andere ogen naar mijn probleem kunt kijken’, en de uil veegde met één van zijn vleugels de tranen uit zijn ogen.
‘Het zit namelijk zo. Wij vogels kennen geen grenzen. Wij vliegen vanuit deze wereld zo een andere wereld binnen.
Nu ben ik een tijdje geleden een wereld binnen gevlogen en ik ben daar heel erg van geschrokken.
Ik ben gelijk weer naar deze wereld toe gevlogen, en heb ik alle uilen die ik ken bij elkaar geroepen.
Wij zijn met zijn allen teruggevlogen en wisten niet wat we zagen.
We zijn verder de wereld in getrokken en overal waar we keken was ruzie, oorlog, voedsel en waterschaarste.
De aarde trilt van angst en ze wordt misbruikt.
Ze roven haar leeg en toen we verder keken zagen we dat de bewoners van deze wereld niet vanuit dezelfde liefde leven zoals wij. Ze hebben wel liefde, maar die liefde is niet echt.
Ze hebben liefde voor geld en macht. Ze willen altijd beter zijn dan de ander en ze gaan hierin zover,
dat ze elkaar heel veel pijn aandoen.
Wij als uilen hebben van alles geprobeerd, maar ik weet me geen raad meer.
Wat moet er toch van deze wereld worden?’
De kleine Elf keek met betraande oogjes naar de uil.
‘Wat verschrikkelijk lieve uil. Ik weet over welke wereld jij nu praat.
Ik ben er eens lang geleden geweest, toen was het nog een prachtige wereld.
Er was geen angst, de liefde was voelbaar en de mensen die er woonden waren als Goden.
De sluiers tussen onze werelden waren toen nog open en we konden elkaars werelden bezoeken.
Daarna is het bewustzijn gedaald en is de angst in de mens gekropen en zijn de sluiers gaan verdichten.
Daarna ben ik nooit meer naar die wereld terug geweest.
Maar dat het nu zo erg was, had ik niet verwacht.’
De uil knikte. ‘Ja, het is heel erg.
Ze hebben grote fabrieken en lozen het vuile water in de rivieren die weer uitmonden in de zee.
Ze boren naar olie en steenkool en halen gas uit onze lieve Moeder Gaia.
Ze huilt, ze huilt zo hard, maar ze horen haar niet meer, omdat de mensen niet meer in contact staan met de natuur.
Ze begrijpen maar niet, dat Moeder Gaia hun het leven biedt en de mogelijkheid geeft om op haar te leren over hun zelf en de wereld waarin ze leven.’
‘Wat kan ik doen lieve uil’, vroeg het kleine Elfje zacht.
‘Ik ben bang dat ik niets voor hen kan betekenen, ik sta er ook maar alleen voor net als jullie uilen.
Misschien als we met zijn allen in deze wereld proberen de mensen in te laten zien, en dan hopen dat ze langzaam wakker worden. Ik zal eens rond gaan vragen. Laten we morgen na zonsopgang weer hier afspreken,
dan hoop ik dat we dan een oplossing hebben.’
De uil bedankte de kleine Elf en vloog weer terug naar zijn tak hoog in de boom.
Er mocht geen minuut verloren gaan en het kleine Elfen meisje pakte haar tasje met goudstof en vloog de berg af.
Ze vloog door het dal en zag overal de Elfjes en kaboutertjes plezier maken.
Ze waren zo één met de natuur en leefden in onvoorwaardelijke liefde.
Het Elfen meisje vloog over bossen en rivieren, ze zag het meer met haar watervallen en de duizend regenbogen.
Het was een wonderlijke wereld waar ze in woonde.
Ze zag dat de draken plezier maakten en ze doken via de zonnestralen de regenbogen door.
In de verte zag het Elfen meisje het paleis van de Feeën al staan.
Ze woonden midden in deze wereld, hoog op de hoogste berg.
Een smal pad liep kringelend langs de rotswand omhoog.
Het Elfje vloog hoger en hoger en kwam aan bij het paleis van de Feeën.
Een oude Fee zat buiten op een boomstronk en speelde met een Bosnimfje die maar bleef strooien met haar goudstof.
De oude Fee schaterde van het lachen en de Nimf bleef maar strooien.
Ze was in de leer bij deze oude leraar, en al spelenderwijs leerde hij haar alles.
Het kleine Elfen meisje daalde voor de oude Fee neer en boog haar hoofdje.
‘Dag kleine Elf, ik zag je van veraf aankomen. Wat kan ik voor je doen?’
Het kleine Elfen meisje vertelde het verhaal wat de uil haar verteld had en de Fee haalde een aantal keren zijn wenkbrauwen op.
Keek weer zorgelijk en luisterde verder.
Nadat de kleine Elf klaar was met haar verhaal, keek ze nieuwsgierig naar de oude Fee.
‘Zorgelijk, zeer zorgelijk’, zei de oude Fee.
‘Hier moet echt wat aan gedaan worden.
Dit kan niet langer wachten. Hou jij die kleine Nimf even bezig, ik ben zo terug.’
De Fee stond op en liep naar binnen.
Het Elfje ging op de boomstronk zitten en speelde met het kleine Nimfje.
Ze zong een klein liedje voor haar, en het Nimfje bleef maar uit plezier met haar goudstof strooien.
Na een tijdje kwam de oude Fee naar buiten gelopen met achter zich aan de andere Feeën.
Ze kwamen rond het kleine Elfje staan en de oude Fee zei: ‘We hebben een oplossing gevonden.
Wij hebben met de Hoogste Engelen gesproken vanuit de Hemel en we hebben besloten om morgenavond rond middennacht de sluiers tussen deze twee wereld open te maken.
Wij vanuit deze wereld, en de Engelen vanuit de Hemelse sferen gaan dan samen naar die wereld toe.
Wij bestrooien ieder met wat goudstof en kunnen dan zien wie er klaar voor is om wakker te worden.
Alleen diegene die wakker kunnen worden zullen de wereld gaan redden van zijn ondergang van angst.’
‘Wat kan ik doen?’ vroeg het Elfje aan de oude Fee.
‘Jij gaat straks terug naar je huisje, mijn lief kind.
Het is nog geen avond, maar de Elfjes moeten naar bed. Morgen is een belangrijke dag
en we kunnen morgennacht iedere hulp gebruiken.
Ga naar huis en zing je avondlied, ook al is het nog maar middag.
Vertel de uil dat we iedereen nodig hebben die nacht.
Hij zal er dan voor zorgen dan iedereen mee doet.’
De kleine Elfje knikte en bedankte de Feeën en kietelde het kleine Nimfje onder haar kin.
‘Ga morgenavond met de oude Fee mee, ik denk dat je dan heel veel kunt leren.’
De kleine Nimf glunderde en vloog naar de oude Fee terug en ging op zijn schouders zitten.
De kleine Elf keek nog eenmaal achterom en vloog richting haar eigen huisje.
Nadat ze was aangekomen liep ze gelijk naar de steen waar ze elke morgen en avond op stond.
De uil die in de boom zat keek toe wat het kleine Elfje aan het doen was.
Hij zag dat ze op de steen ging staan en zachtjes begon te zingen.
Gelijk gingen de Elfjes in het dal hun huisjes binnen en vielen in slaap.
Ook de kabouters, de draken en de Nimfen legden hun werk neer of stopten met spelen en gingen slapen.
Nadat de kleine Elf haar lied gezongen had, liep ze naar de bomen die naast haar huisje stonden.
De uil vloog zijn tak af en vroeg aan het kleine Elfje: ‘Je bent bij de Feeën geweest, mag ik vragen wat ze jou verteld hebben?’
De Elf keek de uil verdrietig aan.
‘Ik heb in opdracht van de Feeën en de Engelen iedereen in slaap gezongen.
Morgen zal een lange dag worden en we kunnen ieders hulp goed gebruiken.
Ze hebben mij gevraagd of jij samen met de andere uilen iedereen wil voorbereiden op een nachtelijk avontuur.
Wij en de Engelen gaan morgennacht de sluiers openen en dan gaan we iedereen met goudstof besprenkelen.
Iedereen die klaar is om wakker te worden zal dan wakker worden.
Ze zullen in gaan zien dat er veranderingen moeten komen in hun wereld, en dat hun wereld word geregeerd vanuit angst en niet vanuit liefde.
Zij zullen de voorlopers, de lichtdragers worden.
Zij zullen ook weer anderen wakker maken, en zo zal langzaam iedereen één voor één wakker worden.’
De uil had met aandacht geluisterd en vond het een prachtig plan.
‘Ga slapen lieve uil, morgen zal het een lange dag worden.
Ik zal iedereen wat langer laten slapen, als jij morgen samen met je vrienden iedereen op de hoogte stelt,
dan moet ons plan lukken.’
De uil knikte en bedankte de kleine Elf en hij vloog weer terug naar zijn tak.
Het kleine Elfen meisje keek naar de zon die hoog in de lucht stond en ze voelde de stilte die zo liefdevol was.
Met een glimlach sloot ze haar deurtje en viel in haar bedje in slaap.
De volgende dag nadat het Elfen meisje iedereen wakker had gezongen, was het druk in het dal.
De uil had iedereen voorbereid op de komende nacht en ook de draken waren druk en vlogen van berg naar berg.
De nacht viel in en iedereen werd een beetje zenuwachtig.
Dit zou een histories avontuur worden, waar ze eeuwen later nog over zouden praten.
Iedereen was klaar en de Engelen die hoog in de lucht zweefden, vlogen naar de sluiers tussen de twee werelden.
Met één gebaar waren de sluiers weg en was de weg naar de andere wereld open.
Iedereen vloog of rende die wereld in.
Elk mens werd besprenkeld met zuiver goudstof.
Degene die wakker werden zagen Elfjes vliegen, zagen de draken goudstof over hun wereld heen spugen.
Weer andere mensen werden wakker gemaakt door kleine schattige kabouters en weer anderen zagen de Engelen hun zegeningen uitspreken.
De mensen die wakker werden keken hun ogen uit en wisten niet wat ze zagen.
De liefde was zo voelbaar, een heel andere liefde dan waarvan zij dachten dat het liefde was.
De sereniteit, de vrijheid, dat zielengeluk was overweldigend.
Tegen de morgen was ieder mens aangeraakt, en ging ieder lichtwezen weer terug naar zijn eigen wereld.
De Engelen lieten de sluiers weer langzaam terugkomen, maar lieten er drie open.
Zo konden de mensen als ze echt goed keken, een kabouter of een Elfje zien.
Een aantal weken later, en nadat het Elfen meisje haar ochtend lied had gezongen,
liep ze naar de bomen toe die om haar huisje stonden.
De uil was teruggekomen van zijn lange reis en het meisje zei: ‘Goedemorgen uil, heb je nog nieuws vanuit de andere wereld?’
De uil vloog van zijn tak af en daalde neer voor het Elfen meisje.
‘Ik ben net weer terug en ik kan je vertellen dat er al heel veel veranderd is.
Mensen vertellen elkaar over de Engelen, en de draken komen in vele sprookjes voor.
Het is alleen jammer dat ze niet goed gezien hebben dat ze goudstof spuugden, want ze vertellen elkaar nu dat ze vuurspugen, maar dat wordt in dit verhaal wel weer recht gezet.
Ik zag dat mensen echt wakkerder zijn geworden, en het worden er steeds meer.
Overal waar ik kijk zie ik wel ergen zelfgemaakte Elfjes, Engeltjes en kaboutertjes.
Ik zie boeken vol verhalen over ons. Boeken met een Levensboomverhaal met een levensles.
De wereld zelf is nog hart en nog vervuild, en moeder Gaia huilt nog steeds, maar ze krijgt nu wel iets meer liefde van de mensen die wakker aan het worden zijn.
Het gaat langzaam, maar er komt een tijd, dat ook de machtigste mensen in gaan zien, dat ze niet goed bezig zijn.
Zodra dat gebeurt, zal hun wereld naar een hoger plan getild worden.
Uiteindelijk zal de sluiers tussen onze werelden weer opgetrokken worden en kunnen we weer samen zijn,
in één wereld van liefde.’
De kleine Elf en de wijze uil, liepen naar de rand van de berg en keken het dal in.
In de verte zagen ze de draken vliegen, het paleis van de Feeën lag te stralen in de zon en de kleine Elfjes beneden hen waren vrolijk. Daarna keken ze naar de sluiers die tussen beide werelden zat, en de kleine Elf draaide zich om, en keek naar de lezer van dit verhaal.
Heel zachtjes begint ze liefdevol te zingen, in de hoop dat ook jij wakker zal worden.
Geschreven door Jolanda Rhijnsburger