Een klein meisje zit op een bankje en staart voor zich uit.
Ze heeft ruzie gehad met haar papa.
Ze kan er niet tegen als er ruzie is, dat maakt haar onrustig.
Het is niet de eerste keer dat ze ruzie heeft met haar papa.
Elke keer als ze ruzie hebben, dan zegt het meisje “sorry”, ook al was het niet altijd haar fout.
Maar dan was de angel eruit en konden ze weer normaal tegen elkaar doen.
Dit keer was het wel heel erg.
Het meisje overdacht haar fouten, maar ze zag geen fouten.
Nou ja, misschien had ze eerder aan de bel moeten trekken en moeten zeggen wat haar dwars zat. Maar om conflicten te ontwijken, heeft ze niets gezegd.
Opeens was de ruzie begonnen en ze kon er niets meer aan doen.
Nu zat ze op de bank en overdacht het conflict.
Automatisch kwamen ook de andere ruzies van daarvoor erbij en nu zat het meisje te huilen op het bankje.
‘Niemand houdt van mij. Ze begrijpen mij niet, ik ben zo alleen!’
Dikke tranen stroomden over haar wangen naar beneden.
Opeens voelde ze een warmte naast zich. Ze keek op en ze zag een Engel staan.
Het meisje schrok, ze had er vaak over gehoord maar nog nooit één gezien.
De Engel ging naast haar op het bankje zitten en keek haar verdrietig aan.
‘Wat ben je toch allemaal aan het doen meisje, je maakt jezelf zo ongelukkig.’
Het meisje keek de Engel verdrietig aan. Ze wist niets te zeggen.
De Engel pakte de hand van het meisje even vast.
‘Weet je, je kunt twee dingen doen.
Eén, je kunt op dit bankje blijven zitten huilen en verdrinken in zelfmedelijden, of twee, je staat op.
Wees jezelf bewust van wat er in en om je heen gebeurd.
Ga niet mee met die zieke gedachten van het verleden.
Die gedachten putten je uit en ze zorgen dat je verdrietig en boos blijft.
Ze blijven je steeds het gevoel geven dat je alleen bent in deze wereld. En dat is onzin!
Weet jij wel hoeveel lieve vrienden je hebt in het hiernamaals?
Vrienden die elke dag even langskomen om te kijken hoe het met jou gaat.
Dat velen droevig terug komen, omdat jij zo ontzettend verdrietig bent en daar niets aan doet?’
Het meisje had de Engel met grote ogen aan gekeken.
‘Maar ik snap het niet, hoe kan ik mezelf dan veranderen?
Hoe kan ik bewust worden van wie ik ben?’
De Engel ging er eens goed voor zitten.
Pakte nu ook haar andere handje vast en begon te vertellen.
‘Het is eigenlijk niet zo moeilijk.
Wat betreft de conflicten die er zijn, daar kun je niets meer aan veranderen.
Jullie zijn te verschillend en zullen elkaar nooit begrijpen.
Jullie relatie zal nooit in balans zijn, dus laat die gedachte los.
Ga niet meer mee in dit conflict van pijn.
Want de pijn van je vader is heel zwaar.
Elke keer als hij jou ziet, zal hij jouw pijn ook voelen en dat botst dan met elkaar.
Zorg dat jouw pijn minder wordt. Jij kan dat, hij niet meer.
Hij zit zo vast in zijn eigen pijn, dat hij de wereld buiten die pijn nog nooit gezien heeft, jij wel.
Dus wij gaan die pijn buiten spel zetten.
Zie iedere emotie die langs komt als een blauwdruk van het verleden.
Het is oud, het probeert jou weer die vervelende pijn te laten voelen.
Die pijn is van toen, niet van nu.
Elke keer als dat moment van pijn weer omhoog komt, kijk je er naar, van “Ah daar is hij weer.”
Je lacht er om en je laat hem weer vertrekken.
Ga niet die pijn voelen, daardoor heeft het jou weer in zijn macht.
Wees je bewust van de stilte in je benen, je voeten, je handen.
Ga met je gedachten daar naartoe als er zich een emotie aanbied.
Als je dat doet, zal het geen vat op je krijgen.
Je verandert gewoon je gedachten.
Eigenlijk heel simpel, maar voor velen heel erg moeilijk.
Begrijp je wat ik je zeggen wil?’
Het meisje keek de Engel weer met betraande ogen aan en antwoordde; ‘Ik kan mijn leven mooier maken.
Zonder de pijn en verdriet die ik nu elke keer ervaar.
Door mijn gedachten niet op die pijn te richten maar op mijn voeten of handen. Zodat de pijn langzaam wegebt.’
‘Juist, helemaal goed.’
‘Maar ik wil niet dat mensen mij onaardig vinden!
Ik wil graag dat mensen mij lief vinden!’
De Engel keek het meisje bezorgd aan.
‘Maar waarom? Jij kunt daar niet voor zorgen.
Hoe kun jij daar voor zorgen als je je zelf niet lief vind?
Jouw vader vind zichzelf niet lief, hij heeft te veel mee gemaakt.
Hij heeft zoveel pijn en hij weet niet, dat er ook een wereld zonder pijn bestaat.
Hij zal jou nooit lief vinden, omdat hij die wereld niet kent.
Jij weet dat wel. Zorg dat jij die wereld wel binnen gaat.
Geef jezelf die liefde.
Jij kan ervoor zorgen dat jouw leven er heel anders uit komt te zien.
Een leven met liefde voor jezelf, liefde voor je vader en liefde voor de wereld waarin je woont. Is dat niet mooi?’
Het meisje keek weer verdrietig.
‘Dus, zolang mensen nog vast zitten aan hun eigen pijn, kunnen ze eigenlijk niet van iemand houden? Maar ze zeggen het wel!
Ze zeggen “altijd ik hou van jou!” en ze keek de Engel nu strak in zijn ogen aan.
‘Dat klopt.’ De Engel glimlachte.
‘Als twee mensen pijn hebben en ze zitten op hetzelfde bewustzijnsniveau, dan vinden ze het fijn om over hun pijnen te spreken.
Dan zijn ze dikke vrienden, ze vullen elkaar aan in hun pijn.
Maar zodra één van hen de liefde in zichzelf gaat zoeken, zal die relatie langzaam voor conflict gaan zorgen.
De één verandert, de ander niet. En dat is nu ook bij jou en jouw vader gebeurd. Vanaf jouw geboorte was jij al anders dan de rest.
Dat heeft voor al die conflicten gezorgd. Dus weer lief voor jezelf.
Dan zal je inzien dat je ook niet meer boos bent op je vader. Dan lost alle boosheid op.’
Het meisje begreep de uitleg van de Engel.
Ze stond op en omhelsde de Engel.
‘Dank je wel’, zei ze zacht.
‘Ik zal vanaf nu van mezelf gaan houden. Ik zal bewust zijn van elk ding ik doe.
Ik wil zo graag de liefde voor mezelf weer voelen.
En als ik klaar ben, zal ik mijn liefde gebruiken om het naar mijn vader te sturen. Zodat hij ooit mijn liefde zal vinden in het hiernamaals.’
De Engel keek het meisje liefdevol aan, en gaf haar en kus op het voorhoofd.
‘Vergeet niet dat jouw vrienden nu staan te klappen van blijdschap.
Ze zullen je helpen.
Ze zullen niet van jouw zijde verdwijnen.
Het meisje was nu sinds een lange tijd weer blij.
Ze was opgelucht. Ze wilde geen pijn en boosheid meer voelen.
De Engel en het meisje keken elkaar blij aan, totdat hij in het niets verdween.
‘Ik ben altijd bij je’, zei hij nog één keer.
Het meisje stond op en liep een zonnige dag tegemoet, een dag vol liefde voor zichzelf en alles om haar heen.
Geschreven door Jolanda Rhijnsburger