Een klein konijntje met de naam Walter zat aan de waterkant.
Hij keek verdrietig naar beneden.
Hij zag zichzelf in de weerspiegeling van het heldere water. Een traan liep over zijn konijnenwangetje naar beneden en viel zachtjes in het water.
Hij zag dat de traan die van zijn gezichtje afgevallen was, rimpels maakte op het wateroppervlak.
De rimpels zorgden ervoor dat het beeld dat hij van zichzelf in het water zag vervaagde.
Walter keek opnieuw naar het water. De rimpels op het wateroppervlak verdwenen en zijn spiegelbeeld kwam langzaam weer tevoorschijn.
“Wat ben je aan het doen?” vroeg een vos die langsliep.
Het konijntje droogde snel zijn tranen en keek de vos verschrikt aan.
“Ik kijk naar het water”, zei Walter zacht.
“Wat is er dan in het water te zien?” vroeg de vos weer.
“Ik keek naar mijzelf”, zei het konijntje weer.
De vos kwam nu ook wat dichter bij de waterkant staan om in het heldere water te kunnen kijken.
Hij zag Walter en hij zag zichzelf langs het water staan.
. “Wat valt er dan te zien”, vroeg de vos weer.
“Ik zie alleen het spiegelbeeld van ons tweeën, maar dat is toch niet zo bijzonder?”
Walter kreeg tranen in zijn ogen en keek de vos verdrietig aan.
“Ik weet dat het niet zo bijzonder is om naar jezelf te kijken, maar soms is het zo moeilijk.
Dan kijk ik naar mezelf en zie ik dat ik niet gelukkig ben.
Maar wat ik ook probeer, ik word niet gelukkig.
Soms probeer ik zó mijn best te doen en hoop ik dat andere konijntjes mij aardig gaan vinden, maar vaak werkt dat niet.
Vaak vinden ze mij stom of niet leuk en dan pesten ze mij.
Ik wil er zo graag bij horen. Ik wil zo graag meespelen.
Ik wil zo graag dat ze mij leuk en lief vinden en dan vraag ik mij af waarom ze mij niet leuk vinden.
Dan kijk ik in het water en zie mijzelf, maar kan niet ontdekken wat er nu zo verkeerd aan mij is.
Zie ik er dan zo anders uit dan de andere konijntjes?” vroeg hij en keek de vos vragend aan.
De vos keek naar Walter, maar hij zag geen verschil met de andere konijnen.
“Ik zie geen verschil, maar je hebt wel erg veel vragen waar ik je niet bij kan helpen. Misschien moeten we samen eens naar de uil gaan.
Hij is het meest wijze dier van het bos en weet vast en zeker antwoord op al jouw vragen.”
“Is het heus?” vroeg het konijntje, “zal hij mij gelukkig kunnen maken?” “Ik weet het niet”, antwoordde de vos, maar we kunnen het proberen. Kom laten we naar de uil toe gaan. Hij staat al op ons te wachten.”
Zo liepen de vos en het konijntje samen over de bospaden richting de wijze uil.
Ze liepen langs hoge bomen en Walter keek zijn ogen uit.
“Wat is het hier mooi”, zei hij zacht.
Hij hoorde de vogels zingen en zag de vlinders van bloem naar bloem fladderen. Een ekster zat hoog in de boom en keek nieuwsgierig naar beneden.
Hoe verder ze het bos in liepen, hoe stiller het om hen heen werd. Zo nu en dan hoorden ze nog een krekel of fladderde er nog een vlinder voor hen langs, totdat het helemaal stil werd.
De zon scheen door het dikke bladerdak heen en het voelde warm aan. “We zijn er bijna”, zei de vos.
“Nog één keer een bocht door en dan zijn we in het sprookjesbos.”
Walter keek de vos geschrokken aan.
“Het sprookjesbos? Is dat niet gevaarlijk?” vroeg hij een beetje angstig.
De vos glimlachte. “Nee in tegendeel.
Je zult hier alle antwoorden op jouw vragen vinden.
Kom maar mee. Ze verwachten ons al.
Je zult niet alleen de uil te spreken krijgen, maar ook de koning van het dierenbos, de leeuw.
Hij zal jou kracht geven en de uil zal jou wijsheid bij brengen. Maar kom, we gaan hier door die poort heen.”
Walter zag in de bocht een boog staan, gemaakt van takken.
Deze boog bedekte het hele bospad en als je erin keek zag je jezelf.
Wat raar, dacht het konijntje en keek de vos een beetje angstig aan. “Vertrouw op mij”, zei de vos en hij glimlachte naar Walter. Ze stonden nu voor de poort en de vos stak één van zijn poten door de spiegel heen.
“Ik ga je voor, kom jij me achterna?” vroeg hij en keek het konijntje nieuwsgierig aan.
Walter keek naar de spiegel.
Dit had hij nog nooit gezien en knikte met zijn kopje dat hij hem zou volgen.
De vos liep door de spiegel heen en was opeens verdwenen.
Het konijntje keek in de spiegel en zag zichzelf.
Hij beefde een beetje van angst en wist niet zo goed of hij wel durfde. Hij bleef maar naar zichzelf in de spiegel kijken en heel voorzichtig stak hij zijn voorpootje er doorheen.
Snel trok hij zijn pootje weer terug toen hij zag dat zijn poot in de spiegel verdween.
Walter was toch nieuwsgierig geworden en stak weer zijn pootje door de spiegel heen, maar nu iets verder dan daarvoor.
Opeens werd zijn poot vastgepakt en werd hij met een ruk het land van de sprookjes binnen getrokken.
De vos aan de andere kant lachte om het kleine konijntje dat beduusd om zich heen keek.
“Waar ben ik?” vroeg hij terwijl hij om zich heen keek.
“Ik heb je toch verteld dat we naar het sprookjesbos gaan?
De wijze uil en de koning wonen in dit prachtige bos” vertelde de vos en hij wees naar het bos dat voor hen lag.
Walter keek zijn ogen uit.
Dit bos was groter dan het bos waar hij vandaan kwam.
Hier waren de kleuren nog helderder en alles zag er zo liefdevol uit.
Hij zag de vlinders fladderen en hij hoorde de krekels zingen.
De bijen waren druk en vlogen van bloem naar bloem.
De bomen waren hier zo hoog dat hij de toppen nauwelijks kon zien. De zon scheen en alles voelde hier zo liefdevol aan.
Walter kreeg tranen in zijn ogen en keek de vos dankbaar aan. “Zullen we dan maar gaan”, zei de vos, “ze verwachten ons.”
Walter knikte en keek met verwondering om zich heen.
Het pad waar ze over liepen was gemaakt van gouden steentjes.
De bloemen die langs het pad stonden roken zoet en fris.
Een zachte bries verspreide deze heerlijke geur.
“Kom je hier vaak?” vroeg het konijntje aan de vos.
De vos glimlachte en antwoordde: “Ja ik kom hier erg vaak.
Ik ben hier geboren, dit is mijn thuis.
Net als ieder ander dier hier, kan ik door de poorten van het licht reizen, om aan de andere kant van de poort te kunnen helpen.
Zo kunnen wij de liefde die wij hier in deze wereld kennen, overbrengen naar de andere wereld waar jij vandaan komt.
Deze wereld zal dan nog groter worden en ieder dier zal gelukkig zijn.”
“Kan ik dan niet gewoon hier komen wonen?” vroeg Walter blij, “dan hoef ik niet meer terug.”
“Dat zou te makkelijk zijn, maar nee dan kan helaas niet”, antwoordde de vos.
“Je hebt nog zoveel verdriet in jezelf zitten en als je al dat verdriet hier mee naartoe neemt, zal onze wereld ook verdrietig worden.
Maar wij kunnen je wel uitnodigen, zodat je hier op bezoek kunt komen en wij je dan helpen bij je verdriet.
Wanneer je dan al je verdriet kwijt bent, kun je bij ons komen wonen, waardoor onze wereld weer een klein beetje groter wordt. Maar kijk, daar zijn de koning en de uil.”
Ondertussen wees de vos naar de twee dieren die boven op een heuvel stonden.
Walter keek naar de leeuw.
Hij was zo groot, zijn manen zo breed en zijn witte vacht was witter dan sneeuw.
Zijn prachtige helderblauwe ogen keken Walter vriendelijk aan. Het konijntje liet zich op de grond vallen en begon zachtjes te huilen. “Het spijt me, ik kan er niets aan doen”, zei Walter en keek de leeuw met betraande ogen aan.
De leeuw liep op het konijntje af en keek hem vertederd aan.
“Sta alsjeblieft op en kom bij ons zitten.”
Walter keek naar de leeuw en stond weer op.
Hij droogde zijn tranen en liep achter de leeuw aan naar de top van de heuvel waar de wijze uil zat.
De uil keek het konijntje strak aan.
Walter werd er een beetje bang van.
“Nou uil, moet je weer zo nodig dit kleine konijntje bang maken, hij heeft het al zo moeilijk”, zei de leeuw en hij glimlachte naar de uil.
“Ik wil hem niet bang maken, maar ik wil zien wat ik voor dit angstige konijntje kan betekenen.”
Hij liep op Walter af en legde zijn grote vleugel om hem heen. “Kom maar mijn kind.
Je hebt een lange reis moeten maken om hier naartoe te kunnen komen.
Wij gaan je helpen met al je vragen.
Wat is er toch allemaal aan de hand?
De vos heeft je opgemerkt en wil graag dat jij je weer gelukkig gaat voelen.”
Walter keek eens naar de vos en de leeuw.
Keek toen de uil weer aan en zei heel zachtjes: “Ik snap niet waarom anderen mij niet leuk vinden.
Wat ik ook maar probeer of wat ik maar doe, ze blijven mij stom vinden”, en hij begon weer zachtjes te huilen.
“Ik kwam hem tegen”, zei de vos, “toen hij in het water naar zichzelf keek.
Hij keek naar zichzelf om te ontdekken of hij ook inderdaad anders was dan de rest, maar hij zag geen verschil.
Daarom heb ik hem hiermee naartoe genomen.”
De leeuw keek de uil aan en vroeg hem: “Wat denk je, kun jij zijn vraag beantwoorden?”
De uil keek naar Walter en glimlachte.
“Wacht”, zei hij en vloog naar de boom waarin hij woonde.
Hij opende de deur en stapte naar binnen.
Toen hij weer naar buiten kwam, hield hij een groot boek in zijn poten vastgeklemd en vloog naar beneden.
“Eens even kijken” zei hij bedachtzaam, terwijl hij door het grote boek bladerde.
“Ja, hier heb ik het…,” en hij keek het konijntje blij aan.
“Het is heel simpel.
Je bent anders, omdat jij juist heel speciaal bent.
Jij bent veel gevoeliger dan de andere konijntjes.
Jij bent anders, omdat je heel erg lief bent.
Jij wilt graag ergens bij horen, maar er zijn te weinig konijntjes die hetzelfde zijn als jij, daarom probeer je vrienden te worden met konijntjes die helemaal niet hetzelfde zijn als jij en dat past dan niet. Dat zorgt voor conflict en nog meer verdriet.
En hoe meer jij je best doet, zoveel meer verdriet je zult ervaren. Totdat je zegt: ‘Ik ga mijn eigen weg volgen, ik ga de dingen doen die ik leuk vind.’
Dan pas kies je voor jezelf. Dat is de juiste weg.
Het zal misschien eenzaam lijken, maar heb je niet genoten van de bomen, de vogels, de vlinders die voor je langs fladderden?” Walter knikte. “Dat zijn je nieuwe vrienden.
Zij hebben dezelfde liefde in zich als die jij met je meedraagt.
Kies je eigen pad!
Het pad van geluk en liefde en geniet van de kleine dingen.
Ze zullen je zoveel vreugde geven.
En als jij je eigen pad blijft volgen, zal je de mooiste dingen zien, zal je nieuwe vrienden maken, zullen andere werelden voor je open gaan.
Dus ga terug en zoek je eigen pad.
Het pad dat uiteindelijk naar ons zal leiden.
Een pad vol schoonheid, een pad vol liefde en een pad voor het eeuwige geluk.”
En de uil keek het konijntje lachend aan.
“Ik hoop dat ik met dit antwoord je vraag hebt kunnen beantwoorden en je nu de liefde, wijsheid en kracht kunt oppakken en jezelf zo de kans geeft om het pad dat ik je zojuist heb gewezen te gaan ontdekken.
Maak nieuwe vrienden, ga voor de liefde en je zal ons hier terug zien.”
Plotseling stonden de vos en Walter weer aan de waterkant.
“Hoe kan dit?” vroeg Walter aan de vos.
Deze begon te lachen en zei geheimzinnig: “In het sprookjesbos kan alles.
Maar heb je het antwoord van de uil begrepen?”
Walter keek naar de groep andere konijntjes die in de verte aan het spelen waren.
“Dat zijn niet de vrienden waar ik mij gelukkig bij ga voelen”, zei hij zacht, terwijl de tranen in zijn ogen sprongen.
“Ik vind het moeilijk om afscheid van hen te nemen.
Ik wilde zo graag met hen meespelen…”
Een vlinder kwam naar het konijntje toe gefladderd en ging op zijn kleine neusje zitten.
“Kom je meespelen”, zei deze met een lief klein stemmetje.
Walter begon te lachen en zei enthousiast: “ja graag!”
De vlinder fladderde weg en Walter sprong erachteraan.
De vos keek tevreden naar de spelende Walter en vertrok weer richting het sprookjesbos.
Na een tijdje zou hij nog eens bij Walter op bezoek gaan om te zien of het hem was gelukt zijn pad te blijven volgen.
De vos glimlachte toen hij de poort binnenstapte.
Uiteindelijk zou hij iedereen thuisbrengen.
En zo verdween de vos weer in de wereld van de sprookjes.
En Walter het konijntje speelde en kreeg nieuwe vriendjes en was voor het eerst in zijn leven echt gelukkig.
© Jolanda Rhijnsburger