Op een dag was er in een ver land, hier heel ver vandaan, een klein meisje en dit kleine meisje was verdrietig.
Ze huilde de hele dag en ze kreeg van iedereen die ze tegenkwam een zakdoek.
Het was niet zomaar een zakdoek die ze dan kreeg. Nee, ze gaven haar de mooiste zakdoek die ze maar hadden.
Met deze zakdoek droogde ze dan haar tranen, snoot ze haar neus en huilde dan weer verder.
Zodra ze ’s avonds thuiskwam, opende ze het tasje wat ze bij zich had en haalde dan alle vieze zakdoeken eruit.
Haar vader en moeder begrepen niet waarom hun dochter zo verdrietig was.
Ze waren al met haar naar de dokter geweest en een psycholoog maar geen van allen kwam erachter waarom het meisje zo moest huilen.
Haar ouders hadden alles al geprobeerd om haar te laten stoppen met huilen, maar niets hielp.
En zo kwam het dat het meisje maar door bleef huilen.
Er waren een aantal jaren verstreken, maar het meisje huilde nog steeds.
Dikke tranen dropen over haar wangen naar beneden.
Mensen vroegen haar wel eens: “Waarom huil je nu?
Er is toch niets waar jij je verdrietig om hoeft te voelen?”
Het meisje huilde door haar tranen heen en huilde dan nog harder.
Nog altijd begreep niemand waarom het meisje huilde, dus bleven ze haar maar zakdoekjes geven.
Op een dag kwam een oude man naar haar toe gelopen.
Hij keek het meisje in haar betraande ogen aan en zei: “Wil je graag weten waarom je verdrietig bent?”
Het meisje knikte door haar tranen heen van ja.
“Maar ik weet niet hoe”, zei ze wanhopig en ze huilde verder.
“Mijn naam is Theodoor en samen met mijn vrouw wil ik je graag helpen.
Liefde voor de ander is ons houvast in dit leven en met liefde kunnen we alles helen. Mijn vrouw en ik zullen je vanuit deze liefde helpen. Maak je klaar voor een lange reis en je zal je tranen achter je mogen laten.”
Het meisje wist niet wat ze hoorde en snelde naar huis.
Onder het huilen door vertelde ze in horten en stoten aan haar ouders dat een ouder echtpaar in het dorp haar wilde helpen.
Moeder pakte meteen de rugtas van het meisje in en samen met haar ouders liep ze naar het huisje van het echtpaar.
Het meisje had haar rugtas om gedaan en klopte wat gespannen aan op de deur.
De deur ging open en daar stond een oude vrouw die haar vriendelijk aankeek.
“Oh, daar is ze al, het huilende meisje.
Ben je klaar om mee op reis te gaan?” vroeg ze met liefdevolle stem.
Het meisje knikte en huilde zachtjes verder.
“Neem nu maar afscheid van je vader en moeder, want we gaan een lange reis maken.”
Vader en moeder omhelsden hun lieve dochter.
Moeder drukte nog snel een paar zakdoeken in haar hand.
“Voor onderweg”, fluisterde ze in haar oor.
En zo gingen Theodoor en zijn vrouw samen met het huilende meisje op reis.
Alle mensen uit het dorp liepen achter het drietal aan, om hen aan het einde van het dorp uit te zwaaien.
Nadat ze het dorp achter zich hadden gelaten, liep Theodoor naar het meisje toe.
Hij keek haar liefdevol aan en nam de rugtas van haar over.
Hij maakte de rugtas open en pakte alle zakdoekjes eruit die er nog in zaten.
Ook de zakdoekjes die ze vlak voor hun vertrek van moeder had gekregen pakte hij, om ze daarna in de prullenbak die naast de weg stond te gooien.
“Maar ik heb deze zakdoekjes nodig!” riep het meisje verschrikt.
“Hoe moet ik dan mijn tranen drogen en mijn neus snuiten?”
“Vertrouw op mij”, zei Theodoor. “Kom, doe je rugtas weer om, we reizen verder.
Het meisje huilde. Wat moest ze nu zonder haar zakdoeken, hoe moest ze nu haar tranen drogen?
Het echtpaar had een pad uitgekozen die door bergen en dalen liep en het meisje volgde hen.
Ze huilde nog steeds en af en toe keek ze om zich heen om te zien hoe mooi het hier was.
Maar dan kwamen de tranen weer en kon ze niet genieten van de reis.
De bergen werden steeds hoger en de afdalingen steeds gevaarlijker.
Het meisje moest heel goed opletten en zich concentreren op waar ze liep.
Opeens besefte ze dat ze niet huilde.
Ze merkte op dat haar huilen was gestopt, omdat ze zo geconcentreerd was op waar ze liep. Het oude echtpaar keek achterom en keken naar haar.
Ze zagen een stralende glimlach op haar gezichtje verschijnen.
De zon kwam achter een wolk tevoorschijn en opeens leek de wereld er veel mooier uit te zien.
Het meisje zag kleine witte bloemetjes tussen de rotsen groeien en ze rook eraan.
Het rook zo heerlijk zoet. Ze zag een buizerd hoog in de lucht vliegen en ze keek hem na totdat hij uit haar gezichtsveld verdween was.
Ze zag de wolken overdrijven en ze zag in iedere wolk een dier. Zo leek de ene wolk op een schaap en een andere wolk op en tijger.
Maar de reis ging verder en de bergen werden hoger.
Het meisje had al dagen niet gehuild en ze lachte om ieder dier wat ze zag. Ze rook aan iedere bloem die ze tegenkwam.
De lucht was helderblauw en de besneeuwde toppen zagen er magisch uit.
Het meisje genoot. Ze kon over alle bergen heen kijken.
Nu waren ze bijna bij de top van de berg aangekomen en Theodoor kwam naar haar toe gelopen.
“Het is tijd om je rugtas af te doen.”
Het meisje deed haar rugtas af en gaf deze aan de oude man.
Hij opende de rugtas en zag dat er niets meer in zat.
Daarna gooide hij de rugtas naar beneden en zei lachend tegen het meisje: “Zo, die heb je niet meer nodig.”
Het meisje keek verschrikt naar haar tas die inmiddels naar beneden viel.
“Kom we gaan verder”, zei Theodoor en met zijn drieën liepen ze de steile besneeuwde berg omhoog.
Eenmaal op de top aangekomen, konden ze over de wereld uitkijken. Het uitzicht was adembenemend en het meisje keek haar ogen uit.
Theodoor pakte haar hand en zei: “Je hebt de hoogste berg beklommen, je hebt de diepste dalen gezien en je hebt geen traan gelaten. Waren de tranen die jij al jarenlang hebt gehuild wel jouw tranen?” Het meisje keek Theodoor verbaasd aan en haalde haar schouders op. “Ik weet het niet Theodoor”, zei ze zacht.
“Waarom huilde je dan?” vroeg hij weer.
“Was er misschien iets gebeurd waardoor je verdrietig was?”
“Nee, ik was nergens verdrietig om.
Ik weet niet waarom ik huilde”, zei het meisje weer en keek Theodoor en zijn vrouw aandachtig aan.
“Dan weten wij waarom jij huilde”, zei Theodoor tegen haar.
“Echt waar?” vroeg ze nu verbaasd.
“De liefde die jij in je draagt heeft al het verdriet van iedereen op zich genomen.”
Het meisje begreep er niets van.
“Doordat iedereen jou een zakdoek gaf, werd op deze manier ook hun verdriet aan jou doorgegeven.
Ja”, zei Theodoor lachend, “het is eigenlijk heel simpel.
Mensen vonden het verschrikkelijk dat jij zo moest huilen.
Ze wilden je troosten, omdat ze zelf zo gelukkig waren en ze jouw verdriet niet aan konden zien.
Ze probeerden je te helpen, door jou hun mooiste zakdoek te geven, maar ze gaven niet alleen een zakdoek. Nee, ze gaven ook hun eigen pijn en verdriet erin mee, waardoor ze zich, nadat ze jou de zakdoek hadden gegeven, beter gingen voelen.
Zij werden gelukkig, doordat ze jou hun zakdoek gaven en jij huilde hun tranen telkens weer opnieuw.
Alles veranderde, nadat ik al die zakdoeken had weggegooid.
Het huilen stopte en zo kon je zien wie je echt was.
Een meisje dat straalt.”
Het meisje lachte en keek nog eens over de wereld uit.
Opeens keek ze Theodoor weer aan en vroeg hem bezorgd: “Maar als we straks teruggaan en ik moet weer huilen, wat dan?”
“Wij gaan niet meer naar diezelfde wereld terug.
Dat was de oude wereld van verdriet en pijn.
Wij gaan straks een nieuwe wereld binnen, waar alleen maar liefde is.”
Theodoor pakte haar hand en die van zijn vrouw vast en met zijn drieën sprongen ze van de berg af.
Plotseling stonden ze weer in een andere wereld.
De berg waar ze vanaf waren gesprongen lag achter hen.
De zon scheen en de wolken dreven als schapen over.
Een rivier kabbelde rustig door het dal.
Het meisje was zo gelukkig en keek vol verwondering om zich heen. Ze was in een wereld terecht gekomen zonder tranen.
Een wereld waar gelachen en gedanst werd.
Nu was ze voor het eerst echt gelukkig.
Samen met Theodoor en zijn vrouw maakte ze lange reizen en zagen ze de mooiste dingen. Totdat het tijd was om terug te gaan.
Het was een lange weg naar huis, maar na enige tijd kwam het dorp in zicht. Haar ouders stonden al op de uitkijk en zagen haar vanuit de verte aankomen.
Alle bewoners kwamen naar de rand van het dorp toegesneld.
Ze zwaaiden naar het drietal en allemaal hadden ze een mooie zelfgemaakte zakdoek in hun hand.
Het meisje schrok.
“Wat moet ik doen?” vroeg ze verschrikt aan Theodoor.
Theodoor begon te lachen. “Wacht maar.”
Hij ging voor de menigte staan en riep: “Het huilende meisje is nu geen huilend meisje meer!
Ze heeft haar tranen achter zich gelaten en ze zal jullie zakdoekjes niet meer nodig hebben! Neem allemaal uw zakdoekjes weer mee terug naar huis. Kijk dan elke dag naar uw zakdoek en stel uzelf de vraag, waarom u zo graag deze zakdoek aan het meisje wilt geven.
Ze heeft deze reis gemaakt, om haar tranen los te laten. U wist dat wanneer ze naar het dorp terug zou keren niet meer zou huilen, maar toch heeft u allen opnieuw een zakdoekje voor haar gemaakt. Waarom?!”
Is dit misschien, omdat u helemaal niet wilt dat het huilen zou stoppen….?” en Theodoor keek de mensen één voor één aan.
Een oude vrouw stapte naar voren en verklaarde: “Wij hebben zo’n verdriet gehad toen het huilende meisje weg was.
Wij hebben haar zo gemist. Alles ging hier fout in het dorp.
De oogst mislukte en we leven nu in armoede.
We hebben verdriet en pijn. Daarom hebben we de mooiste zakdoek voor haar thuiskomst gemaakt.
In de hoop dat als zij deze aanneemt en wij daardoor verlost zijn van onze pijn en verdriet.
Alsjeblieft…. Neem onze zakdoekjes aan!?” en de oude vrouw viel op haar knieën. Ook de andere dorpsbewoners vielen op hun knieën en boden haar hun zakdoek aan.
Het meisje was verward. Wat moest ze doen?
Haar vader kwam naar haar toe gelopen en zei: “Ik zie dat je al die tijd de pijn en verdriet van ons allemaal hebt gedragen.
Het wordt tijd dat je een keuze gaat maken. Wil je je eigen weg volgen, of ga je de mensen uit het dorp helpen?”
Het meisje wist niet goed wat ze moest doen en keek wanhopig naar Theodoor.
Theodoor knikte naar haar. “Je kunt het”, zei hij zacht en het meisje liep naar voren.
“Ik heb hoge bergen beklommen en in de diepste dalen gewandeld. Ik heb een prachtige reis gemaakt en mocht mijn huilen achter mij laten.
Ik stel voor om samen met mij mee op reis te gaan.
Dezelfde reis die ik samen met Theodoor en zijn vrouw mocht maken.
Alleen zo kunnen we elkaar helpen.
Ik zal naast u lopen. Ik zal u helpen wanneer uw pad te zwaar wordt, maar ik kan uw last niet meer dragen.”
Een jonge man kwam naar voren. “Ik ga mee!”
“Ik ook!” riep een meisje.
En zo ontstond er een klein groepje dat zich klaarmaakte voor een lange reis.
Elke keer wanneer het meisje weer terugkwam met een groep, stond er alweer een nieuwe groep klaar die met haar mee op reis wilde.
Langzaam veranderde het dorp in een andere wereld.
Een wereld van liefde en begrip en hun leven was mooi.
Zo mooi dat wij er een verhaal over mochten schrijven.
© Jolanda Rhijnsburger
Marie (maandag, 30 september 2024 15:21)
Prachtig verhaal, wat een mooie boodschap, je mag zeker iemand helpen ,maar zonder alle verdriet en zorgen van andere met je mee te dragen, wat goed dat haar rugzak leeg en weg gegooid is, een belangrijke les ,prachtig dit lieve Jolanda. ❤�