Een vrouw zit op de rand van het bed. Ze staart naar buiten.
Het is al donker en de sterren fonkelen in het nachtelijk uur.
Het is tijd om naar bed te gaan, er is weer een dag voorbij.
Ze kijkt even naar de foto van haar beide kinderen op het nachtkastje.
Wat zijn ze al groot en leven nu hun eigen leven.
Ze glimlacht naar de foto en streelt met haar vinger over de contouren van hun gezichten.
Ze zucht en staat op om haar nachtjapon aan te doen.
Ze stapt in bed de gordijnen houd ze open dat vind ze fijn.
Dan kan ze nog even voordat ze in slaap valt naar de sterren kijken.
Er is een nieuwe maan in deze donkere nacht, dus een nieuw begin zeggen ze.
De vrouw zuchtte weer, deed het licht uit en keek naar de sterren.
Langzaam viel ze in een diepe slaap.
Ze zakte langzaam weg in de lagen van de nacht.
Steeds verder verwijderd van het denken en de tijd.
Maar ze was zich bewust van de dingen die ze onderweg zag. Langzaam stapte ze binnen in haar droom, en er werd al op haar gewacht.
De wereld waar ze binnen stapte was rustig.
Er was geen dualiteit en de zwaarte uit het verleden die ze normaal met zich mee droeg, was er niet. Alles was hier vredig.
De natuur was hetzelfde als op Aarde maar de kleuren waren intenser, de liefde was hier voelbaar.
De vrouw ging even op een bankje zitten om de atmosfeer tot zich te nemen.
Ze keek om zich heen.
De natuur was prachtig. Ze zag de bomen, bossen, meren, bloemen en vlinders.
Ze zag zoveel natuur en alles wat ze bekeek had een liefdevolle energie.
De vrouw hoorde stemmen en ze keek verschrikt op.
Ze zag een groep kinderen op zich afkomen, waardoor ze gelijk in haar angst schoot.
Wat moest ze doen?
Moest ze blijven zitten of weggaan zodat niemand haar zag.
Er kwam een rust over haar heen toen ze zag dat de groep een andere weg in sloeg.
Ze zuchtte opgelucht.
Ze kon weer genieten van de plek waar ze nu was.
Opeens hoorde ze een stem achter zich. Verschrikt keek ze achterom.
“Hallo, fijn dat je er bent!”
De vrouw wist even niets te zeggen.
Ze zag twee Engelen die heel veel op elkaar leken.
“Wij storen je toch niet?” vroegen ze.
De vrouw bleef met verbazing naar beide Engelen kijken en schudde langzaam haar hoofd. De twee Engelen gingen aan weerskanten bij haar op het bankje zitten en hielden elk haar hand
vast.
Een liefdevolle energie stroomde door haar lichaam.
Ze moest huilen. Nog nooit had ze zoveel liefde gevoeld, nog nooit voelde zij zich zo beschermd.
De Engelen lachten naar haar en samen genoten ze van het uitzicht. Na een tijdje zei één van de Engelen: “Kom, wij willen je iets laten zien.” En samen stonden ze op om met haar hand in hand
over het pad te lopen.
Langs het pad bloeiden witte lelies en witte rozen.
De geuren waren sterk en zorgden ervoor dat ze in een soort van trance raakte.
Een gevoel van gelukzaligheid zorgde ervoor dat ze alle angst en verdriet achter zich kon laten, en hiervoor in de plaats kwam
een gevoel van vrijheid terug.
De vogels en vlinders fladderden en vlogen om haar heen en de vrouw begon zich steeds meer op haar gemak te voelen.
Ze lachte en vroeg honderd uit naar deze wereld.
De beide Engelen hadden het er maar druk mee.
Dit was een heel andere vrouw dan de vrouw van het moment dat ze hun wereld binnenstapte. Nu was ze sprankelend en vol levensvreugde.
Ze wilde alles zien en alles weten in tegenstelling tot de vrouw op het bankje de verschrikt om zich heen keek vanuit angst.
De vrouw was zo blij dat ze ging huppelen en de beide Engelen huppelden met haar mee. Ze lachten en maakten zoveel plezier.
Tot het moment dat ze bij een groot meer aankwamen.
Ze kende dit meer, ze was hier vaker geweest.
Alleen dit meer was schoner, liefdevoller en het zand was prachtig wit.
Ze trok haar schoenen uit om even het zand aan haar voeten te voelen.
Ze zuchtte, dit was heerlijk!
Ze voelde weer een andere energie door zich heen stromen, een gevoel van onvoorwaardelijke liefde.
“Kom, laten we gaan zwemmen!” en ze lachte breed uit naar haar nieuwe vrienden.
De Engelen keken haar lachend aan en besloten met haar mee te gaan.
En zo renden ze met z’n drieën hand in hand door het witte zand het water in.
Het water was heerlijk, het was helend en zo zuiver.
De vrouw en de Engelen genoten van elkaars gezelschap en van het water.
“Wat heerlijk!” riep de vrouw. “Ik ben vrij!”
Samen met de Engelen speelden ze als een kind dat vol geluk en liefde was.
Na een tijdje waren ze uitgespeeld en één van de Engelen kreeg het idee om ergens iets te gaan eten en te drinken.
Samen liepen ze het water uit en liepen door het witte zand terug naar het pad.
Haar kleren waren opeens weer droog en ze keek er vol verwondering naar.
“Kom, we gaan!” zeiden de Engelen tegelijk. En zo liepen ze met zijn drieën hand in hand verder over het pad. Na enkele bochten zagen ze in de verte een klein huisje staan.
Het huisje had een rieten dakje, blauwe kozijntjes en een geel deurtje dat open stond.
Uit de schoorsteen, dat prominent midden op het dak stond, kringelde een heerlijke zoete geur van zelfgebakken koekjes.
“Dit huisje wat je hier ziet is het huisje van een wijze oude vrouw.
Dit huisje staat op de rand van Zomerland.
Zomerland is een wereld waar alle kinderen in hun dromen naartoe gaan of als ze afscheid hebben genomen van hun Aardse leven.
Hier bij de oude vrouw komen ze samen.
Ze eten eigen gebakken koekjes en drinken zelfgemaakte limonade van verse vruchten.
De oude vrouw geeft raad en geeft antwoord op alle vragen.
De kinderen zijn hier vaak. Ze kunnen hier hun verhaal kwijt en even bijkomen van de moeilijke lessen op Aarde. Dus kinderen die
over zijn gegaan en kinderen die dromen komen hier tezamen?”
“Maar ik ben geen kind meer, wat doe ik hier dan?” vroeg de vrouw verbaast.
Eén van de Engelen keek haar lachend aan.
“Iedereen is nog een kind. Heb jij zojuist niet gespeeld als een kind?
Heb jij die vrijheid dan niet gevoeld?”
De vrouw knikte van ja. “Maar dan komen hier dan ook volwassen mensen?”
“Ja soms wel, alleen als ze weer kind willen zijn. Maar kom, we gaan naar binnen.”
En met zijn drieën stapten ze door het gele deurtje naar binnen. Ze zochten een tafeltje dicht bij het raam uit en gingen zitten.
Nu was het wachten totdat de oude vrouw hen iets lekkers bracht.
De vrouw keek ondertussen naar buiten en zag de kinderen spelen. In de verte zag ze speeltuinen en andere attracties. Ze zuchtte
en keek de beide Engelen aan.
“Wat gebeurt er als een kindje overgaat?” vroeg de vrouw.
De beide Engelen keken elkaar aan. Eén van hen begon te spreken.
“Als een kindje hier aankomt, wordt het heel goed verzorgd.
Het krijgt alle liefde wat het nodig heeft en groeit hier langzaam op.
Ze gaan naar school en leren lessen over onze werelden, maar ook over de Aardse wereld.
Samen met de Engelen bezoeken ze hun ouders en familie leden die achter zijn gebleven. Vaak laten ze tekens achter, maar helaas worden die niet altijd gezien.
Als ze ouder zijn, worden ze voorbereid op hun nieuwe taak.
Vaak is dat het helpen van een familielid.
Dit is een hele dankbare taak. Maar als de signalen niet opgevangen worden kunnen ze niets anders doen dan wachten tot diegene over is en dan te begeleiden naar het Hiernamaals waar wij
nu zijn.”
De vrouw had alles met bewondering beluisterd en ze vroeg zich af of zij ook helpers had. De Engelen die haar gedachten opgevangen hadden glimlachten.
“Jazeker, je hebt er zelfs twee.”
De vrouw keek hen met ongeloof aan. “Twee?”
“Ja twee. Jouw beide kinderen zijn jouw helpers.
Ze zijn dag en nacht bij jou. Ze willen zo graag dat je luistert en ze willen jou zo graag helpen. Maar je zegt steeds dat je niet in een Hemel gelooft, en dat er niets is na
de dood. Maar dat is er wel!
Je hebt zoveel pijn gekend, zoveel verdriet gehad, zo in angst geleefd, dat je hierdoor het mooie niet meer kunt voelen.
Breek en laat de liefdevolle energie door je lichaam stromen.
Laat je beide kinderen je helpen met opstaan en laat jezelf met liefde en bescherming omringen. De liefde die jij zo nodig hebt. Weet
dat ze naast je staan, weet dat ze je handen vast houden en samen met jou jouw pad bewandelen.
Zie ze voor je en voel ze naast je, ze houden zoveel van jou.”
De vrouw huilde zachtjes.
“Kom, laten we gaan eten en drinken.” zei één van de Engelen.
De oude vrouw bracht een dienblad vol lekkers en keek de vrouw bij het raam aan.
“Het komt goed als jij ze maar binnenlaat. Dan pas zal jouw nieuwe wereld opengaan.”
En ze knipoogde naar de beide Engelen.
Toen ze alles ophadden zei één van hen: “Het is tijd. We brengen je naar huis.”
Samen liepen ze hand in hand door de deur naar buiten en liepen terug over het pad naar de slaapkamer van de vrouw. De vrouw stapte
terug in bed en keek naar de beide Engelen die voor haar bed stonden.
“Vergeet nooit dat wij naast je staan.”
En langzaam haalde de slaap de vrouw weer in.
Ze zag op het laatste moment dat de twee Engelen veranderden in haar twee meisjes. Haar twee dochters die ze in haar hart zo liefhad. Haar twee meisjes waar ze lang geleden
afscheid van had moeten nemen. Ze waren bij haar terug!
De vrouw viel met een glimlach op haar gezicht in slaap.
De beide meisjes aaiden haar nog even over haar haren en gaven haar een zoen op het voorhoofd.
“Wij zijn altijd bij je mam, vergeet ons niet!”
En de vrouw zuchtte diep en voelde hun liefde. De liefde van haar twee dochters.
Jolanda Rhijnsburger