Een vrouw kwam uit haar huisje.
Ze had deze zelf uitgezocht nadat ze hier naartoe was gekomen.
Het huisje leek op het huisje waar ze eerst woonde in de grote stad, maar nu had ze een grotere tuin en geen naaste- en bovenburen.
Ze had een klein huisje uitgezocht dat genoeg was voor haarzelf, want in de Hemel had ze tenslotte weinig nodig.
Ze hoefde maar aan iets te denken en het was er al.
Ja, in het begin vond ze het nog een beetje raar.
Als ze dan dacht aan rode rozen, dan stond haar hele tuintje opeens vol met geurende rode rozen.
En als ze dacht aan haar familie, dan stonden haar ouders en haar broer vlak naast haar.
De vrouw zat voor het huisje en dacht aan een jaar geleden.
Precies vandaag had ze een jaar geleden afscheid genomen van haar man en kinderen.
Het was zo zwaar, maar ze kon niet anders.
Ze was uitgeput van het ziek zijn en het leven.
Nadat ze naar de Hemel was gebracht, was er een lange tijd nodig geweest, om te herstellen van haar reis.
Ze had een zwaar leven gehad, maar nu mocht ze in de heel-kamers alles los en achter zich laten.
Haar vader en moeder waren veel bij haar, maar ook haar broer en een goede vriendin, waar ze eerder afscheid van had moeten nemen en ze kwamen vaak op bezoek.
Ze werd overweldigd met zoveel liefde en de strijd die zij als mens eens had gevoeld was verdwenen.
Ze had heel veel oude pijn achter zich mogen laten en nu was ze vrij.
De vrouw lachte en dacht aan haar beide kinderen. Ze kon hun tegelijk bezoeken als ze dat wilde.
Dit was toch wel één van de mooiste dingen die je hier kon doen.
In het begin was er hulp van haar Engel, maar nu kon ze dit allemaal alleen.
Ze was bij iedereen al langs geweest en ze zag de druk en de pijn die de mensen waar ze van hield met zich mee droegen.
De vrouw keek om zich heen. Overal zag ze mooie huisjes staan.
Iedereen mocht immers zelf bedenken hoe en waar ze wilden wonen.
De tuinen waren prachtig aangelegd en de perkjes hadden schitterende bloemen.
Ze keek naar de mensen die hier leefden en ze waren allemaal zo aardig tegen haar.
Opeens stonden haar vader en moeder naast haar.
“Dag mijn lieve schat”, zei haar moeder. “Wij willen je graag ergens mee naartoe nemen.
We willen je meenemen naar iets heel bijzonders.
Naar iets wat je vorig jaar hebt gemist, omdat je toen nog aan het rusten was.
Ga je met ons mee?”
De vrouw knikte en met hun gedachten verplaatsten zij zich naar een groot plein.
Om het plein heen, stonden kleine huisjes in verschillende kleuren.
Midden op het plein stond een grote fontein die sprankelend zilverkleurig water omhoog spoot.
De mensen kwamen allemaal uit hun huisjes en verzamelden zich op het plein.
“Wat gaat er nu gebeuren?” vroeg de vrouw aan haar vader.
Vader lachte. “Ook in de Hemel vieren we feest.
Dit is om de nieuwe mensen die in de Hemel zijn aangekomen te eren.
Het is een soort welkomstfeest.
Jij en vele anderen zijn hier opnieuw geboren en dat gaan we nu vieren.
Als straks de parade voorbij komt, dan gaan we die volgen.
En als we dan daar bij het grote plein aankomen, zal je naar voren worden geroepen en gezegend worden.
Pas dan ben je klaar om ook hier je taak te vervullen.”
De vrouw keek haar vader met enig ongeloof en blijdschap aan.
“Kijk”, zei moeder. “Daar komt de parade!”
Met zijn drietjes schoven ze naar voren door de menigte heen en de vrouw keek haar ogen uit.
Voor de wagens uit liepen dertien Gouden-Engelen.
Ze hadden ieder een palmtak en een witte lelie in hun handen.
Met zijn dertienen liepen ze voor de stoet uit.
De wagens waren versierd met gouden en zilveren bloemen en er kwam een soort licht vanaf, die niet te beschrijven was.
Op de wagens stonden Engelen en Opgestegen Meesters en ze zwaaiden naar de mensen langs de kant.
De vrouw keek haar ogen uit en ze zag op de voorste wagen de Boeddha zitten en nog meer andere Meesters die ze niet van naam kende.
Ze straalden een liefdevol licht uit en de vrouw voelde dat zij net als hun wilde worden.
Vader lachte. “Deze mensen zijn klaar met hun aardse leven, ze hoeven niet meer terug.
Als wij klaar zijn met de lessen van de aarde, dan zullen we net zo stralen als zij.”
De vrouw keek naar de wagens die voorbij reden.
Het was allemaal zo perfect.
Nadat ze voorbij waren getrokken liepen de mensen op het plein achter de wagens aan.
Opeens had iedereen een witte lelie in de hand en zongen ze een schitterend lied.
De vrouw keek haar moeder met betraande ogen aan.
“Zing maar mijn kind.” De vrouw deed haar mond open en werd onmiddellijk gevangen door de woorden en zong nu uit volle borst mee.
Ze kwamen aan bij een nog grotere plein.
Rond dit plein stonden honderd en één grote hoge palmbomen.
Iedere boom was versierd met slingers en met bloemen.
De slingers straalden licht af en het leek net alsof alles hier betoverd was.
Iedereen keek met verwondering naar deze mooie grote versierde bomen.
De wagens stonden nu rond het plein opgesteld en de mensen stonden in het midden.
Vader pakte de vrouw bij haar hand en zei: “Kom mijn dochter, ik zal je naar voren brengen.”
Hij pakte haar bij haar hand vast en samen liepen ze door de menigte, totdat ze voor een wagen stonden waarop een groep Opgestegen Meesters zaten. Aan de voorkant van de wagen was een glazen trap die in de stralende zon fonkelde.
De Meesters van alle wagens stonden tegelijk op.
Het was meteen muisstil op het plein.
De eerste naam werd afgeroepen.
Een kleine man liep naar voren toe, klom de trap op, en liet zich op zijn knieën neervallen.
De Boeddha liep op de man af en maakte een teken op zijn voorhoofd.
Vader fluisterde: “Iedereen wordt aan een Meester voorgesteld, een Meester die uit dezelfde zielengroep komt als jij.
Alleen is de Meester al klaar met het aardse leven, maar hij zal jou begeleiden in deze fase van licht.”
De vrouw knikte, ze had het begrepen en ze keek naar de wagen waardoor ze aangetrokken werd.
De namen werden één voor één voorgedragen en elke keer als er iemand op audiëntie was geweest, applaudisseerden de mensen op het plein.
De vrouw voelde dat de energie in haar omhoog ging.
Moeder glimlachte. “Dat is de energie waarin jij en je Meester elkaar mogen ontmoeten. Je went er zo aan.”
Vader pakte de hand van zijn dochter vast en zei: “Ik ben zo benieuwd wie jouw Meester zal worden…”
En toen was daar opeens uit het niets haar naam te horen.
Heel nederig liep de vrouw naar de wagen toe.
Een vrouw met een schitterende blauwe mantel kwam naar voren.
Geluidloos liep ze de trap af naar beneden en ging voor de vrouw staan.
“Dag mijn kind. Je bent nu eindelijk thuis”, en de vrouw met de mantel sloeg haar beide armen om de vrouw heen.
“Welkom mijn kind, ik zal jouw Meester zijn”.
Samen liepen ze de glazen trap op en de vrouw keek naar het publiek.
Haar Meester had de hand van de vrouw vast en lachte liefdevol naar haar.
“Dames en heren. Ik wil u vragen om mijn kind in uw hart te dragen.
Mijn kind dat naar huis is teruggekeerd van haar lange reis.
Ik wil haar aan u voorstellen, zie hier mijn dochter Anne-Marie”.
De vrouw knielde voor haar Meester neer en ze kreeg een teken op haar voorhoofd gemaakt van heilige olie.
“Sta maar op mijn kind”, zei ze vriendelijk. Vanaf nu behoor je onder mijn leiding.
Zie dit als een nieuwe doop, een doop in het heilige der heiligheid.”
De Meester sloeg haar armen nogmaals om de vrouw heen en zei voor de laatste maal: “Welkom lieve dochter, je bent weer thuis”. Iedereen begon te klappen en te joelen toen de vrouw de trap afliep,
terwijl haar vader met wijd gespreide armen op haar toeliep.
“Welkom mijn kind, nu ben je er klaar voor om je taak op je te nemen hier in de Hemel.
Dit was jouw doopfeest in de Hemel.
Geschreven door Jolanda Rhijnsburger
Ter nagedachtenis aan mijn schoonmoedertje in de Hemel 17-11-2021