Een oude man keek bedroefd voor zich uit.
De tranen liepen over zijn oude en diep gerimpelde gezicht.
Hij keek naar beneden vanaf zijn balkon en zag de wingerd waar hij met zoveel liefde en toewijding de afgelopen vijfenveertig jaar voor had gezorgd.
Vijfenveertig jaar geleden groeide het als klein plantje bij de buren in de tuin, vlakbij zijn pand. Hij had de plant verzorgd en met veel geduld langs de muren van zijn oude herenhuis geleid. Zo voorzichtig mogelijk snoeide hij zo min mogelijk van de ranken, die hun weg naar boven zochten.
De oude man kon zo genieten van deze wingerd.
In die vijfenveertig jaar had de wingerd inmiddels de volledige achterkant van zijn huis van een prachtig rood-groen blad voorzien.
Er woonden vogels in de wingerd en de vlinders kwamen vaak even voorbijgevlogen en gingen dan op zijn balkon zitten.
De oude man praatte tegen de wingerd en zijn metgezellen.
Het was zijn familie, het was zijn thuis.
Een kat uit de buurt klom elke week tegen de wingerd op naar boven, om even gedag te zeggen. Vaak kreeg hij van de oude man iets lekkers en liet dan zich langs de takken weer naar beneden zakken.
De vogels kenden de oude man. Ze kwamen naar hem toe gevlogen en vroegen dan nieuwsgierig om wat kruimels.
Oh, er zat zoveel liefde in deze wingerd en haar bewoners.
Maar op een dag, kreeg de man nieuwe buren.
Hij belde bij hen aan en vroeg of ze alsjeblieft de wingerd wilden behouden.
De buurman was beleefd en beloofde de oude man dat hij de wingerd zou laten staan.
De oude man was blij en liep tevreden terug naar huis.
Heel voorzichtig klom hij zijn ladder op om een paar ranken te verwijderen die voor zijn ramen groeiden. Hij keek en praatte met zijn vogels en een vlinder fladderde voorbij. Nadat hij klaar was met het snoeiwerkje, ging hij tevreden in een stoel zitten en keek naar buiten.
De volgende dag werd hij wakker van een hart brommend geluid.
In zijn streepjespyjama snelde hij naar zijn balkon.
Hij deed de balkondeuren open en keek naar beneden de tuin van de buren in.
De zoon des huizes had een kettingzaag en zaagde de stam van de vijfenveertigjarige wingerd met één beweging door.
“Nee!” schreeuwde de oude man.
De tranen stroomden uit zijn ogen.
De onmacht die hij voelde, dit was zijn levenswerk, dit was zijn thuis!
Het voelde of zijn hart uit zijn lichaam gerukt werd en hij liet zich op zijn knieën vallen. Hij keek naar boven en met betraande ogen riep hij: “Waarom, waarom!!”
© Jolanda Rhijnsburger