Een vrouw staat voor haar deur en steekt de sleutel in het slot.
Vermoeid draait ze de sleutel om en doet de deur open.
Ze loopt naar binnen en sluit de deur weer achter zich.
Dan zakt ze door haar knieƫn en ze laat zich vallen op de plavuizen in de hal.
Met gierende halen huilt ze dikke tranen.
Ze heeft haar hand voor haar mond geslagen om het geluid van het huilen te dempen, want ze schaamt zich voor haar verdriet.