“Lieverd, ga je jas aan doen, we moeten gaan.”
Een man staat op uit zijn stoel en loopt richting de kapstok.
Hij pakt daar zijn winterjas van de hanger en deed zijn jas aan.
Eén voor één knoopt hij in zijn eigen tempo zijn jas dicht.
De vrouw staat in de gang haar man gade te slaan, ze kijkt met zoveel liefde en ontroering naar hem.