Een vrouw zit op haar bank. Ze kijkt voor haar uit.
Haar gedachten zijn verdoofd, haar hart is gebroken en ze huilt zachtjes.
Zoveel leed, zoveel kwaad, zoveel onmacht.
Deze donkere dagen zijn het moeilijkst vond ze.
Moeder zuchtte nog eens, ze had het volbracht.
Een prachtig meisje lag in haar armen.
Ze glunderde en ze was zo trots op haar mooie meisje, ze is zo lief en nog zo puur. Vader kwam de kamer binnen en keek vertederd naar zijn vrouw en hun prachtige dochter.
Een vrouw was verdrietig.
Ze had zoveel meegemaakt, dat ze steeds terug moest denken aan haar verleden. De pijn was zo nu en dan ondragelijk en daarom was ze erg verdrietig.
Ze keek om haar heen en ze zag daar de trap.
Opeens stond hij stil op straat. Hij keek om zich heen en zag daar zijn eigen lichaam liggen.
Langzaam draaide hij zich om en bewoog zich naar zijn gewonde lichaam.