Jongens van de straat
Wanneer de eerste sneeuwvlokken naar beneden vallen, kijkt Manu door het raam naar buiten.
“Kijk mam, het sneeuwt!” en hij wijst met zijn vinger naar buiten.
Moeder legt haar theedoek neer en loopt langs het fornuis naar het keukenraam en kijkt naar buiten. Ze zucht.
“Mama, mag ik naar buiten?” vraagt haar zoontje opgewonden.
Moeder knikt. “Maar voor het donker thuis hè, we eten vroeg vanavond.
Je vader moet nog naar het koor.”
Manu griste zijn jas van de kapstok en rende naar de voordeur.
“Tot later!” riep hij naar zijn moeder voordat hij de voordeur achter zich dicht sloeg.
Buiten op straat zag hij zijn vriendjes al in een groepje bij elkaar staan.
Hij zwaaide naar hen toen ze zijn kant op keken.
Hij probeerde te rennen, maar de straat was te glad om een sprintje te trekken.
Stapje voor stapje liep hij naar zijn groepje vrienden toe.
Jammer dat ze nu niet konden voetballen vond hij, maar toen hij bij de groep aankwam, zag hij dat het een beetje vreemd was. Hij wilde vragen wat er aan de hand was en keek de groep vragend aan.
Zijn beste vriendje zei: “De moeder van Johan is zojuist gevallen door de gladheid.
Ze heeft waarschijnlijk haar heup bezeerd en kan nu niet lopen.”
“Waar is Johan nu?” vroeg Manu.
“Johan is met zijn moeder mee naar het ziekenhuis. We horen straks meer.”
De jongens in de straat waren van verschillende leeftijden en na school kwamen ze allemaal tezamen om te voetballen of tikkertje te doen.
Er was altijd wel een vriendje dat kon spelen.
Maar nu was het te glad om te voetballen, laat staan om tikkertje te doen.
Er lag nog te weinig sneeuw voor een sneeuwpop en de jongens keken om zich heen
om te kijken wat ze samen konden gaan doen.
“Hoe is het gebeurd?” vroeg Manu weer.
Een andere jongen gaf antwoord: “De moeder van Johan was even naar de kruidenier geweest en Johan liep mee om alles te dragen. Toen ze in de winkel stonden is het gaan sneeuwen en moesten ze door de sneeuw terug naar huis.
Maar bij het afstapje van de winkel is zijn moeder gevallen en heeft de dokter haar naar het ziekenhuis gebracht.”
Manu knikte en keek naar de paar kleine winkeltjes bij hen in de straat.
In de slagerij stonden nog zeker vier mensen te wachten totdat het ophield met sneeuwen en ook in de warenhuis stonden de mensen te wachten.
Bij de groenteboer en de kruidenier waren ook mensen die geduldig wachtten totdat de sneeuwbui voorbij trok.
Maar het was nu al bijna een uur aan het sneeuwen en de mensen durfden niet naar huis.
“Zien jullie dat ook?” vroeg hij aan zijn vriendjes.
“Misschien kunnen wij helpen? De meeste mensen wonen bij ons in de straat.
Als wij ze nu eens helpen om hen naar huis te brengen, dan hoeven ze niet te blijven wachten
totdat het ophoudt met sneeuwen.”
De jongens keken elkaar blij aan. “Ja”, riep een jongen. “Laten we ze helpen!”
“Ik haal mijn slee”, zei Manu. “Ik ook!” riepen een aantal jongens die ook een slee hadden.
De andere jongens haalden dekens, zodat de mensen die op de slee kwamen te zitten het niet koud zouden krijgen.
Manu kwam thuis en vertelde in het kort aan zijn moeder wat er was gebeurd en wat ze nu gingen doen.
“Doe je voorzichtig jongen!” riep ze hem nog na.
Vanuit haar keukenraam zag ze de jongens met sleeën in de weer gaan.
Ze haalden één voor één de mensen op en zetten hen voorzichtig op een slee.
Een warme deken werd om hen heen geslagen en zo trokken ze de slee door de sneeuw heen.
De lantaarnopsteker kwam de straat in gelopen en hij overzag wat er in deze straat gaande was.
Hij glimlachte. Dit waren fijne jongens.
En zo werd iedereen uit de winkels opgehaald en weer veilig thuisgebracht.
Toen iedereen veilig thuis was en Manu naar huis liep kwam zijn vader net de straat ingelopen.
‘Hallo papa!” riep hij en vertelde vader wat hij en zijn vriendjes hadden gedaan.
“Heb je al iets over de moeder van Johan gehoord?” vroeg vader belangstellend.
Manu knikte. “Ze heeft gelukkig niets gebroken, maar ze moet wel rust houden en mag voorlopig niet uit bed.”
Vader keek bedenkelijk. “Arme vrouw. Ze heeft het al zo moeilijk sinds haar man is overleden.
Misschien moeten we haar met de mensen uit de straat eens helpen, zodat zij en Johan ook een fijne kerst hebben.
Ik zal het eens met moeder bespreken”,
en hij woelde even met zijn hand door het haar van zijn zoon en zei: “Ik ben trots op je mijn zoon”.
Een paar dagen later ging een groep jongens bij de deuren langs.
Ze waren aan het inzamelen.
De één gaf wat suiker, de ander een half pond boter en weer een ander een busje cacao.
‘s Avonds werd alles in kratten gelegd, waarna de bewoners van de straat in een grote groep naar de woning van Johan en zijn moeder liepen.
Manu’s vader had ervoor gezorgd dat het mannenkoor er ook op datzelfde tijdstip was.
Manu klopte aan en Johan deed open.
Onmiddellijk begon het mannenkoor een prachtig kerstlied te zingen.
De moeder van Johan die inmiddels voor het raam was gaan zitten, zat met betraande ogen naar buiten te kijken.
Vol verbijstering keek ze naar de kratten die naar binnen werden gebracht.
Manu kwam heel even de kamer binnen en keek de vrouw met glinsterde ogen aan.
“Fijn kerstfeest mevrouw”, en met een stralende glimlach zong hij mee met de mensen uit zijn straat.
Dit was zomaar een straat.
Een straat waar iedereen klaar staat voor die gene die het een beetje moeilijk hebben.
Geschreven door Jolanda Rhijnsburger
Reactie schrijven