Er zit een jongetje op een stoep, hij is nog maar vijf jaar oud.
Hij verveelt zich. Met een stokje kerft hij op de stoeptegels, maar er komt geen tekening tevoorschijn. Hij is van huis weggestuurd omdat hij niet meer welkom was bij zijn papa en mama.
Hij is verdrietig en bang tegelijk en hij heeft al de hele morgen door de stad rond gezworven. Zijn papa en mama waren niet zoals andere ouders, nee zijn ouders waren vreemd.
Zijn mama had nog nooit het ontbijt klaargemaakt en zijn papa had nog nooit gewerkt. Hij moest zelf elke dag naar de winkel om brood te halen, meer at hij niet. Soms waren er dagen bij waar hij helemaal niets at, dan was het geld op.
Dan hoopte hij dat hij iets te eten kreeg op school.
Maar vaak was dat niet het geval.
Nu zat hij hier en wist niet waar hij naar toe kon.
Vanmorgen was weer die man aan de deur geweest.
Het was een man in een zwart pak en een zonnebril op.
Hij kwam een aantal keren in de week bij hen aan de deur.
Hij mocht het niet weten, maar hij had hem al een aantal keren de straat in zien rijden, en de man uit zien stappen.
Hij zag dan dat hij aan belde en zijn vader iets gaf in ruil voor wat geld. Daarna verdween de man weer in zijn auto, om de volgende keer opnieuw langs te komen. Zijn vader en moeder gingen daarna meteen naar hun slaapkamer en hij mocht nooit binnenkomen.
Het jongetje wist dan, dat hij ze dan niet mocht storen.
Hij was eens stiekem hun slaapkamer binnengegaan en was geschrokken.
Hij zag overal spuiten op de grond liggen.
Hij was toen snel weggehold. Vanmorgen was weer die man met zonnebril aan de deur geweest. Hij hoorde het vanuit zijn slaapkamer.
Papa maakte ruzie me de man. De man wilde hem niets meer geven, omdat papa geen geld meer had.
Toen de man weg was liep het jongetje naar beneden.
Hij zag zijn papa en mama haastig heen en weer lopen.
Ze waren boos op elkaar. Ze begonnen tegen elkaar te schreeuwen en te slaan. Het jongetje was op de trap gaan zitten en huilde zachtjes.
Dit was niet de eerste keer. Hij wist wat er straks zou komen.
Zijn papa zal straks alleen nog maar bozer worden en zijn mama zal alleen maar huilen.
Na een aantal uren kreeg hij honger.
Zo stilletjes mogelijk liep hij naar de keuken.
Keek in het keukenkastje maar zag dat het brood op was.
Wat moest hij nu doen? Hij wist dat ze boos werden als hij om geld zou vragen, maar hij had zo’n honger.
Hij ging op de keukenstoel zitten en overdacht zijn mogelijkheden.
Maar het was al te laat. Moeder kwam de keuken in.
Met een behuild gezicht keek ze haar zoon aan.
‘Wat sta jij nu stom te kijken, moet je niet naar school?’
De jongen keek bang naar zijn mama en antwoordde: ‘Nee, het is zaterdag vandaag.’ Zijn moeder keek hem nu vreemd aan.
‘Mama? Heeft u nog geld voor een brood, het brood is op en ik heb zo’n honger.’ Vader was nu ook de keuken in gekomen.
Hij had de laatste woorden van zijn zoon gehoord en kwam woedend de keuken in lopen. ‘Honger! Heb jij honger?!!
De kinderen in Afrika hebben honger. Hoe durf je om eten te vragen.
Uit mijn ogen! Schiet op…! Ik wil je nooit meer zien!’
De jongen stond angstig op, greep zijn jasje van de kapstok en keek nog één keer achterom. Zijn vader en moeder keken hem niet na, nee, ze zochten in alle laatjes en kastjes naar geld.
Verdrietig deed hij de deur achter zich dicht.
Dit was niet de eerste keer dat dit gebeurde.
Bijna elke maand werd hij weggestuurd om niet meer terug te komen.
Maar elke keer liep hij weer terug naar huis, omdat hij niet wist waar hij anders naartoe kon gaan.
Nu zat hij weer op de stoep en wachtte totdat het tijd was om naar huis te gaan. Maar een oplettende buurvrouw had alles gehoord en al meerdere keren gezien dat het jochie verwaarloosd werd.
Ze liep naar hem toe en gaf hem een hand.
‘Kom’, zei ze lief. ‘Ik zal voor je zorgen.’
En de jongen gaf de vrouw een hand. Bij haar thuis mocht hij in bad en spelen met speelgoed, ze bakte de heerlijkste pannenkoeken voor hem, hij at er wel tien op.
En ‘s avonds sliep hij in een schoon bed.
Het gordijntje van het raam in zijn kamertje stond open.
De jongen vouwde zijn handjes in elkaar en dankte de Engelen dat ze hem hadden gehoord. Hij stapte in bed en keek naar de maan die vol was die nacht. ‘Wilt u over mijn vader en moeder waken?’ vroeg hij aan de maan.
‘Ik kan niets voor hen doen, maar misschien kunt u dat wel.’
En een warme hand ging langs zijn gezichtje.
De Engel die naast hem stond keek vertederd naar het kleine mannetje.
Hij wist dat hij niets meer voor zijn papa en mama kon doen.
Het enige wat hij nu nog kon doen was dit jongetje in veiligheid brengen, zodat hij in liefde kon opgroeien.
De Engel bukte voorover om de jongen een zoen te geven.
‘Slaap lekker mijn kind, ik zal je straks meenemen naar Zomerland waar je weer kind mag wezen.’
En met een glimlach viel de jongen dieper in slaap.
Jolanda Rhijnsburger
Reactie schrijven
Anneke Visser (donderdag, 16 november 2023 07:36)
Wat mooi Jolanda zo ontroerend