In de heuvels aan de rand van het dorp woonde er een meisje.
Dit meisje woonde daar met haar paard en een ezeltje.
Haar ouders waren op reis en haar oma, die vlak bij haar woonde, keek elke dag even door het raampje naar binnen, om te zien of alles goed ging. Het meisje had het geweldig naar haar zin zo in haar eentje. Elke dag liep ze met haar paard het dorp in om boodschappen te doen. Ze haalde dan een half bruinbrood bij de bakker,
wat groente en fruit bij de groenteboer en bij de slager kreeg ze altijd een stukje worst. Het stukje worst bewaarde ze weer voor het avondeten. Maar op een dag veranderde iets aan het meisje.
Ze voelde zich opeens zo eenzaam.
Ze miste haar papa en haar mama.
Ook omdat ze al een tijdje niets van hen had gehoord.
Ze besloot naar oma toe te gaan, om haar te vragen of zij al iets van haar ouders had gehoord.
Ze trok haar jas aan en ging samen met haar ezeltje op pad.
Het was niet ver, maar het was wel hoog.
Ezeltjes kunnen goed klimmen en op dat smalle stuk ging ze op de rug van haar ezeltje zitten en hij bracht haar omhoog.
Toen ze op de hoge heuvel waren aangekomen was oma niet thuis.
De deur van het huisje was op slot en oma’s ezeltje was niet in zijn stalletje. Dat betekende dus dat oma naar het dal was gegaan. Vreemd! Dacht het meisje.
Ik ben haar helemaal niet tegengekomen.
Ze besloot op het bankje voor het huis op oma te wachten. Ondertussen graasde haar ezeltje aan het jonge gras.
Na ruim een uur kwam oma thuis.
Ze had boodschappen gedaan in het dorp.
Ze was blij om haar kleindochter te zien en ze begroetten elkaar liefdevol.
‘Oma,’ zei het meisje, ‘ik mis papa en mama zo. Heeft u nog iets van ze gehoord?’ Oma glimlachte en ze pakte een brief van de schouw.
‘Ik heb er ook één voor jou’, en ze gaf de brief aan haar kleindochter.
Het meisje maakte hem ongeduldig open en las:
‘Lieve Marietje, wij zijn onderweg naar huis.
Wij nemen de boot vanuit New York en we zullen rond 11 november weer thuis zijn.
Wij verheugen ons erop om jou weer in onze armen te kunnen sluiten. Liefs, Papa en Mama’.
Het meisje begon te huilen. Ze keek haar oma door haar tranen heen blij aan. ‘Ze komen thuis’, zei ze zacht.
Oma knikte blij en liep naar het meisje toe en gaf haar een kus op haar voorhoofd.
Opeens werd het meisje stil.
‘Maar 11 november is vandaag al!’
Ze sprong van haar stoel en liep zenuwachtig heen en weer.
‘Oh ik moet nog zoveel doen!
Ik moet boodschappen in huis halen, het huisje schoonmaken, nog grasmaaien en de bedden verschonen.
Oh oma, dat red ik allemaal niet in zo’n korte tijd.’
Oma glimlachte weer.
‘Dat hoeft ook niet. Ze komen pas vanavond met de boot aan en dan nemen ze een hotelletje en morgenvroeg rijden ze naar huis.’
Het meisje was opgelucht.
Snel gaf ze haar oma een zoen en reed met haar ezeltje de heuvel af. Thuis aangekomen ging ze gelijk aan het werk, er was ook nog zoveel te doen. Totdat er opeens op de voordeur geklopt werd.
Het meisje dat net met een emmer sop in haar hand stond, deed open. Er stonden een man en een vrouw voor de deur.
Met hen door de zongebruinde gezichten keken ze haar vrolijk lachend aan.
‘De boot was er eerder, daarom zijn we een dag vroeger thuis gekomen’, zei de vrouw.
Het meisje zette de emmer op de grond neer.
Haar ogen vulden zich met tranen.
Haar lippen begonnen te trillen en met een zachte stem zei ze: ‘Papa, mama…’
Ze vloog haar vader en moeder in de armen en huilde hard.
‘Wij hebben jou zo gemist lieverd’, zei vader.
Het meisje gaf hun beiden een dikke zoen en samen liepen ze gearmd het huisje binnen.
© Jolanda Rhijnsburger
Reactie schrijven