Een jonge man stond voor het raam en zijn gedachten gingen uit naar zijn vader.
Na al die jaren miste hij hem nog dagelijks.
Stilletjes liepen de tranen over zijn wangen naar beneden.
Met zijn mauw van zijn trui veegde hij de tranen snel weg.
Hij vond het niet fijn als iemand zijn verdriet zag.
Hij dacht weer aan zijn vader, de sterke band die ze samen hadden.
Vaak gingen ze met zijn tweeën een dagje weg.
Ze zochten dan samen naar antwoorden voor de vele vragen die ze samen hadden.
Ja, ze hadden het fijn samen.
Over alles konden ze samen praten, hun band was heel erg sterk.
Maar het noodlot sloeg toe.
Jaren heeft zijn vader moeten vechten. Ja, hij heeft echt moeten knokken, totdat hij de woorden van de dokter hoorde: “Helaas, wij kunnen niets meer voor u doen.”
Het is alweer vele jaren geleden, maar de pijn is nog steeds even sterk. De man voor het raam keek achterom naar zijn zoontje.
De jongen zat op een kleed op de grond met zijn lego te spelen.
Zijn zoon die zoveel op zijn vader leek.
Dezelfde lach, dezelfde humor, dezelfde zielengroep.
God, wat hield hij van zijn kind.
De man voor het raam keek weer naar buiten.
Het huis was nog altijd niet opgeruimd. Alles herinnerde nog aan zijn vader. Ieder beeldje, ieder stukje papier door hem beschreven, zelfs zijn liefde hing nog in het huis.
Maar de jonge man voor het raam wist dat als zijn vader zijn moeder zou komen halen, hij weer opnieuw afscheid, maar dan van beiden moest nemen.
Dat ieder dingetje in het huis een herinnering heeft, een verleden, en dat hij alles weer zou herbeleven.
De man zuchtte, draaide zich om en liep naar zijn zoontje.
Streek met zijn hand over het zachte blonde haar en kusje zijn voorhoofd.
En met een liefelijke glimlacht keek het mannetje terug naar hem.
‘s Avonds als hij naar bed ging keek hij altijd even naar de foto van zijn vader. En in gedachten zegt hij dan stilletjes: “Welterusten pap.” Maar de jonge man weet niet, dat zijn vader iedere avond bij hem aan het voeteneinde zit en hem vol trots aankijkt. Dat hij hem met liefdevolle woorden toespreekt en hem alles over de hemelse wonderen vertelt.
Dat hij bij het opstaan zijn bruine haren streelt en hem een kus op het voorhoofd geeft en zegt: “Tot morgen mijn kerel, dan ben ik weer hier om met je praten.” En dat hij dan de kamer uit loopt, om daar de volgde dag weer terug te komen.
En de jonge man in het bed glimlacht in zijn slaap en zegt heel zacht: “Pap?”
Jolanda Rhijnsburger
Reactie schrijven
Angela (zaterdag, 07 mei 2022 15:43)
Angela (dinsdag, 06 juli 2021 14:29)
Wauw, dit komt binnen� Herken het heel erg, heel mooi geschreven.